HARD VERDRIET
Er zat iets hards in haar verdriet.
Een scherpe rand die mij er vanaf de andere kant van de tafel van weerhield mij over haar te ontfermen uit angst me te snijden aan verwijt.
Terwijl ik hopeloos een pad probeerde vrij te maken door het oerwoud aan misverstanden bleef het priemend zwart in haar pupillen de zachtheid die ze verlangde dusdanig lang overschaduwen dat ik uiteindelijk besloot te zwijgen.
Het was alweer even geleden dat de kou die ons omringde in de januarimaanden zo diep was doorgedrongen in ons samenzijn. De laatste keer kon, en wilde, ik me niet meer herinneren.
Die pijn had ik allang begraven en laten overwoekeren met gespeeld geluk. Achter me gelaten in de naïeve overtuiging dat de tijd de sporen van mijn misstappen vanzelf zou wissen.
Toch leek de pijn vanavond springlevend uit haar graf te zijn herrezen. Ze had een zoete grijns van wraak rond haar lippen en liet een daverend oordeel over mijn lot met een doffe klap tussen mij en mijn geliefde in op tafel vallen.
In stilte was ik naar de deur gelopen. Had daar mijn zwarte overjas aangetrokken en mijn hoed opgezet om vervolgens een duister en besneeuwd landschap in te wandelen met als doel me te warmen aan het opportunisme van de kastelein.
Als ik de pijn niet levend kon begraven dan zou ik minstens een poging ondernemen haar te doen verdrinken.
Helaas kwam het nooit zover. Of misschien wel, gelukkig.
Zeurend en knagend was de pijn met me meegelopen en had haar scherpe nagels diep in mijn borst gezet. Ik had naar de lucht gekeken om haar te negeren. Had mijn jas en trui uitgedaan om haar van me af te schudden. Telkens weer had ze zich in mijn gezicht weten op te dringen, zodat ik haar stinkende adem kon ruiken. Samen hadden we deze macabere dans door de sneeuw gedanst tot het me was gaan duizelen en ik voorover was gevallen, recht mijn nieuwe leven in.
Liggend op de stoep had ik door het venster aan de overkant van de straat mijn geliefde zacht zien huilen. Haar verdriet had ze nu als een warme deken om zich heen geslagen in iets wat ik vanaf hier het beste kon omschrijven als een zelfverkozen kruising tussen wijsheid en troost. Een dapper schouwspel waarin pijn, geluk en woede elkaar omhelsden in begripvol samenzijn.
Eindelijk wist ik wat me te doen stond en keek resoluut in de ogen van mijn inmiddels wanhopig geworden pijn.
Er zat iets hards in haar verdriet.