DE MARKT DES ONHEILS

 

 

Mijn trots kleeft onder de zolen van mijn leren ‘Panama Jack’ schoenen. Schoenen die ik een aantal jaar geleden kocht in de marmeren straat die leidt van het plein met de burcht naar het oude treinstation van Vilnius. We waren er om de voormalige Litouwse president Adamkus te interviewen over de toetreding van Oekraïne tot de EU. Sindsdien vergezellen ze me en plakken er de zanddeeltjes van zeker vier continenten aan samen met de as van vele kampvuren en het aangekoekte bier van lange nachten feest in ontelbare kroegen.

 

Ik zet die zolen met een ferme stap neer. Soms naast drijfzand, soms in mijnenvelden of op de daken van door oorlog verwoeste huizen. Huizen die mij het overzicht gunnen dat ik nodig heb om met mijn camera dat ‘éne’ shot te maken. ‘Dat’ shot waarin het leed van de wereld wordt beschenen met de magische stralen van het invallende avondlicht. Een verstild landschap waarin het bloed van de martelaren zich lijkt te hebben vermengt met de lucht tot haar vermiljoen kleurige gloed. Een plek waar de stilaan drijvende wolkjes gemaakt lijken uit verdampte tranen van allen die hier hun dierbaren verloren hebben zien gaan.

 

Mijn trots kleeft onder de zolen van mijn schoenen omdat het mijn schoenen zijn die mij daar brengen waar ik met eigen ogen kan aanschouwen wat miljoenen alleen van horen zeggen zullen weten.

Mijn trots kleeft onder de zolen van mijn schoenen omdat dat het oppervlak is dat me verbindt met de plaatsen waar waarheid en geluk vaak alleen gevonden kunnen worden in minuscule details. Minuscule details waarvan ik de eer heb ze te mogen uitvergroten.

Mijn trots kleeft onder de zolen van mijn schoenen want mijn beroep is perscameraman en ik doe iets goeds voor deze wereld. Althans… Dat dacht ik…       

Als ik er op een andere manier naar kijk zou ik het ook pervers kunnen noemen. Een tikkeltje onsmakelijk misschien zelfs. Dan voelt het alsof we als chef-kok en knecht de markt afstruinen op zoek naar de beste ingrediënten voor het diner die avond. Het diner waarvan we weten dat er weer miljoenen zullen aanschuiven.

 

Urenlange ritten door landschappen verstoord door aardbevingen, oorlogen of armoede leiden ons dan naar onze gewenste ‘markt des onheils’.

Het stinkt er doorgaans en is er erg warm. De straten zijn stoffig. De huisdieren mager en schurftig. De riolen open en de gemoederen staan op scherp.

Mannen, vrouwen en kinderen worden voor ons uitgestald op verlaten dorpspleintjes, in krakkemikkige gymzaaltjes of, als we geluk hebben, gewoon in de lobby van het hotel.

De ‘chef’ en ik kijken elkaar dan aan. We bespreken, ondervragen en keuren vakkundig onze potentiële ‘onderwerpen’:“Is dit leed van deze wel voldoende vetgemest?” De journalist wrijft bedachtzaam over zijn stoppelbaard.“Zijn haar wonden zichtbaar genoeg? Wat vind jij? Past dat in beeld?” “Heeft u er niet toevallig één waarvan de moeder ook is overleden?” “Liefst heb ik nog dat ze kort ervoor is verkracht of iets dergelijks…”

De marktkoopman knikt begripvol en presenteert ons met grote glimlach en blinkende gouden tand zijn meest exclusieve koopwaar.

 

“Wat zegt u? Man vermoord? Deze vrouw is verkracht in het bijzijn van haar kind?!…. Èn dat van haar tweejarige nichtje? Écht? Een goede spreekster met een fotogeniek gezicht? Flinke littekens aan overgehouden? In de aanbieding nog wel? Ge-wèl-dig! Zeker mag het een onsje meer zijn!”

Bijna is de deal gesloten. Maar mijn collega vertrouwt het nog niet helemaal.

“Het is toch wel vers? Oud nieuws lusten onze kijkers niet.” “Het moet echt nieuw en ongeëvenaard lijden zijn. Niet het opgewarmde nieuws van gister. Onze kijkers zijn fijnproevers moet u weten. Die houd je niet voor de gek, die zappen zo naar een ander kanaal en dat zouden we toch niet willen.”

“U wél?”

De koopman schudt hard zijn hoofd. Hij lijkt teleurgesteld dat we zijn oprechtheid in twijfel trekken.

“Ik vind het goed.” Zeg ik dan. “Maar schiet alsjeblieft een beetje op. Het licht zakt weg.”

Chef kijkt bezorgd naar de invallende avond en knikt instemmend.

 

Snel oogsten we het organische en onvoorspelbare leed dat ons gepresenteerd is en verpakken het in pasklare kunststof bakjes omhuld met glanzend folie. Verminking, verlies, verdriet proppen we in de gehaktmolen van dwingende deadlines, kijkcijferprognoses en redactievergaderingen. We koken het snel maar precies op de hete adem van de actualiteit en serveren het stipt om acht uur uit als de burgerman weer klaar is voor zijn dagelijkse portie ‘betrokkenheid met de wereld’. Maar wel alleen als er geen voetbal op de andere zender is. In zo’n geval staan we hier namelijk voor Jan L. tussen de fluitende kogels en de huilende wezen. Je leed moet wel heel exclusief zijn wil het winnen van de Ronaldo’s en Messi’s van deze wereld. Het is nu eenmaal een jungle en op TV geld alleen het recht van de sterkste… Het is niet anders…

Terug in Nederland vragen mensen me hoe het is om weer terug te zijn in Nederland. Of ik niet cynisch word van dit werk. Waar ik het eigenlijk allemaal voor doe.

Ik vertel ze dan dat er ondanks alles op de wereld geen meer deprimerende plek bestaat dan de Jumbo op de hoek. Dat ik cynisch wordt van die man met die walrussnor bij Voetbal International. Ook vertel ik ze dat ik dit werk doe, omdat ik het als een voorrecht beschouw de mensen in de verhalen die we brengen persoonlijk te spreken. Liefst voordat onze cultuur van pragmatisch ongeduld ze vermangeld tot loze stereotypes en neem een trek van mijn sigaret.

 

“Cynisch?”

 

“Me dunkt!!!”

 

“De wereld is welbeschouwd een cynische plek.”

 

 
Category: Writing Dutch