De Smaak van Gember en Tonijn

Sal Rei – Kaapverdië 2015

 

Als in een surrealistische, Afrikaanse variant op een Edward Hopper schilderij tekenen de contouren van het schip zich af. Gedimde lampen werpen een oranje gloed over de passagiers op het achterdek. Een gloed die in een klassieke impressionistische kleurstelling afsteekt tegen het kobaltblauw van het invallend borreluur. Uiteenlopende Europese talen vermengen zich met glasgerinkel. De ‘Flamenco Sketches’ van Miles Davis concurreren met klanken van Creoolse ‘Kawina’ uit een transistorradio die we vinden op het achterplan. Daar ontwaart zich, eveneens in het schemerdonker, de aanblik van de lokale sportschool. Drie scheepswrakken op een mul zandstrand doen op de meest uiteenlopende manieren dienst als fitnesstoestel. De opengebroken kajuit van de een is de perfecte vervanging van de ‘brug met gelijke liggers’.  Met de benen los van de grond drukken imposant sterke Kaapverdische jongeren zichzelf op. Buikspieroefeningen worden met de voeten vast verzonken onder een op zijn kop liggende reddingssloep uitgevoerd. Het aantal sit-ups hardop geteld door kameraden die roestige ankers als surrogaat voor dumbbells gebruiken. Straathonden aanschouwen het toneel met de rust en wijsheid van dorpsoudsten. Ze lijken goedkeuring te uiten in onderling oogcontact en korte knikjes met hun, tijdens jeugdige vechtpartijen gehavend geraakte, koppen.

 

 

‘De meisjes…’  

 

Ik gooi mijn pen neer. Scheur de pagina uit mijn notitieblok, maak een prop en jaag er de honden mee weg.

Waardeloze Schönschreiberei…’

‘Expressieloze tierlantijntjes…’

Una mas, Davide!’

Una mas, is Spaans, ik kom uit Italië meneer Alex…’

‘Je begrijpt me toch, of niet Davide?’

 

De snauw komt spontaan opborrelen. Als een bejaarde vent met maagzuurproblemen heb ik de barman prompt mijn diepgewortelde frustratie in zijn gezicht geboerd.

 

Scusi, Davide. Ik heb de hele reis naar dit eiland afgelegd om tot de ontdekking te komen dat ik geen inspiratie heb. Mooi is dat. Mijn uitgever wacht, mijn lezers wachten. Als ik niet snel met iets nieuws op de proppen kom kan ik het schudden met mijn schrijverscarrière.’

 

Ik tracht een strenge plooi in mijn voorhoofd te fronzen om de ernst van de situatie kracht bij te zetten en daarmee mijn kolerieke uitbarsting te rechtvaardigen. Davide kijkt niet eens op. Hij bereidt stoïcijns de gevraagde Caipirinha in zijn tot toog omgebouwde stuurhut. Met opzienbarende finesse hanteren zijn bonkige timmermanshanden de stenen stamper en vijzel waarin hij ijs voor de cocktail verpulverd. Waarschijnlijk dezelfde finesse die hij heeft ingezet bij het uitkappen van de gedetailleerde ornamenten rond het doorgeefluik naar de voorsteven van zijn op het droge staande schip. Het schip waarop ik nu al een paar dagen bivakeer en vruchteloos schrijf. Het schip dat de functie van aperitiefbar bekleed ten genoegen van de immer uitdijende toeristenpopulatie op de kleine eilandengroep ten westen van Senegal.

 

Het besef dat ik deze voorgaande observatie had moeten opschrijven raakt me als een mokerslag. Ik zoek mijn pen onder de wiebelende poten van de rode plastic tafel en ontdek dat één van de honden er in zoete wraak mee vandoor is gegaan.

 

‘Er zijn twee dingen in het leven die zich moeilijk laten voorspellen, meneer Alex. De dood en het moment dat inspiratie toeslaat.’ Davide’s brede borstkas dijt kortstondig uit en loopt leeg in een weemoedige zucht.

 

‘Nadat de crisis ons werkloos heeft gemaakt, de volksverhuizingen steeds verder op gang kwamen en onze minister-president geen kans onbenut liet op slapstick-achtige wijze onze potsierlijke Italiaanse manier van leven te benadrukken, hebben mijn vrouw en ik besloten Rome te verlaten. De spanningen binnen Europa werden ons toen al te veel. Velen verklaarden ons voor doemdenkers maar voor ons waren de dreigingen al lange tijd concreet. We hadden er geen behoefte aan de gevolgen af te wachten. We zijn bijna de halve wereld afgereisd voordat we deze bar vonden. Het heeft mogelijk nog langer geduurd voor het idee ontstond het om te bouwen tot schip.’

 

Ik ben beduusd. Zijn monoloog komt wat uit het niets. Ik weet niet helemaal waarom, maar ik luister aandachtig. Ik voel denk ik een goed verhaal opkomen. Een pittoreske vertelling over sociale vluchtelingen die een nieuw bestaan trachten op te bouwen op postkoloniaal grondgebied. Bang voor oorlog bij de voormalige Europese bezetter. Een intrigerende cirkel. Vruchtbare voedingsbodem voor een mooie premisse. Het nadeel is dat ik er de hoopvolle boodschap nog niet in kan ontwaren. En het is juist die boodschap waar mijn uitgever zo uitdrukkelijk om heeft gevraagd. Davide lijkt mijn onvrede aan te voelen.

 

‘Tot je ontdekt dat de ontberingen die je tijdens je omzwervingen hebt ondergaan op een morgen met schrikbarende vanzelfsprekendheid samenvallen. Alsof elke gebeurtenis al eeuwenlang vastgeklonken lag in een voor het zicht verborgen tijdlijn. Ineens bleek dit schip de perfecte verbeelding van onze reis. Vast verankerd te midden van de duizenden keien van de ‘Via dos Pescadores’. De Amerikaanse Acacia, die uit het voordek groeit, als permanente herinnering aan de wortels van ons nieuw begin, aan de overtuiging dat we deze plek nooit meer zullen verlaten. De zilte zeebries als aanjager voor de vitale instrumenten die ons door deze persoonlijke revolutie zullen helpen navigeren; Ons hart en ons gezond verstand. Wijzelf aan het roer van ons eigen lot.’

 

Een jongeman duwt een kruiwagen voort. Hij passeert het schip langs bakboord. De kilo’s zware romp van een tonijn en de kop van een zwaardvis deinen ruw in de bak wanneer het rubberwiel over de oneffen straatstenen stuitert. Mijn glas is weer leeg. De stamper verdwijnt weer in de vijzel. Ik bereid een ontboezeming voor.

 

‘Weet je, Davide. Mijn uitgever vroeg me een mooi en hoopvol verhaal te schrijven. Het valt me echter zwaar er in deze tijden een voor hem te produceren. Er staat volgens mij inderdaad een dam op springen. Linkse intellectuelen en gematigde politici zijn tot nog toe redelijk succesvol geweest met het stutten van het gevaarte maar de druk die van rechts komt wordt simpelweg te groot. De veerkracht van de Europese samenleving is broos aan het worden, de dorst naar bloed neemt toe al heeft bijna niemand van ons er ooit echt van geproefd en hebben we geen idee hoe bitter het zou kunnen smaken.

 

We gaan, verdwaald in een immens vacuüm van goddeloosheid, afbrokkelend kapitalisme, dreigende klimaatverandering en verlies aan vertrouwen in de democratie de toekomst in. Omsloten door ruziënde wereldmachten en geïnfiltreerd door terroristen van alle soorten. Het vrije woord is zo vrij geworden dat de waarheid steeds meer op een lappendeken is gaan lijken. Een kleurrijke tuin waar iedereen naar hartenlust zijn mandje kan vullen met de realiteit die hem of haar het beste bevalt… Na de aanvankelijke zege van toegang tot vrije en overvloedige informatie tekenen zich inmiddels ook onmiskenbaar de steeds grimmiger wordende lijnen van onomkeerbaar verval af. We lijken te bezwijken onder een teveel aan te veel. We lijken gevangen en vermorzeld te raken in een overvloed aan privilege en eigenwijsheden.

 

In een dergelijk tijdsgewricht waarin eenieder zijn eigen gelijk bijeen kan schrapen en kan slijpen tot een levensgevaarlijk steekwapen wordt mij gevraagd iets te schrijven dat hoopvol en verbindend is, iets dat de polarisatie overstijgt…’

 

Davide zet het drankje voor me neer met ernaast eindelijk het bordje tonijncarpaccio in gemberolie waarmee hij me de afgelopen drie dagen naar zijn tent heeft weten te lokken.

 

‘Weet je wat het is, Alex? De reden dat we verdwaald zijn is dat we genoeg hadden van de eeuwenoude paden die onze voorouders bewandelden. We hebben die paden bewust verlaten. We hebben onszelf met veel moeite los weten te weken van verstikkende religieuze tradities. Onze goddeloze jeugd heeft ons terrein geboden alle uithoeken van een hedonistisch bestaan uit te kammen.’

Hij glimlacht besmuikt. Zijn grijze ogen licht weggezakt alsof zich aan de binnenkant van zijn hoornvlies een film afspeelt waarvan ik de inhoud niet ken maar die ik uit eigen ervaring wel zou kunnen invullen.

 

‘Bij het verlaten van de paden zijn ook de troost en antwoorden die idiomen en religie ons boden in een stoffig verleden achter ons gebleven. Daar kan niet iedereen even goed mee omgaan. Mijn vrouw en ik veren daarentegen juist op wanneer we de uitdagingen die het leven ons toewerpt kunnen vermalen en condenseren tot nieuwe essentie. We halen trots en eer uit het destilleren van door onszelf getoetste waarheden. Een destillaat waarmee we met warm hart en schoon geweten onze kinderen hopen groot te brengen. Wij hechten er waarde aan het vrije woord nieuwe inhoud te geven. Voor ons is het een tijd van herijking.

 

Het opnieuw consolideren van de waarheid omdat de oude ons niet langer dient. Omdat de oude waarheden vergeven zijn van superioriteit denken, van verdeeldheid, van agressie en van onderdrukking.  Wij willen graag verder zonder het oude gif van geld, vrouwenonderdrukking, geloof en eigendunk. We zetten hier liever ons eigen pad uit. Met deze bar, de melk van onze geit en het vlees van onze koeien. We laten het mondaine verleden achter ons. De geciviliseerde jungle die vooruitgang heet maar die nog steeds wordt geregeerd door de angst persoonlijke status, het eigen gelijk en rijkdommen te verliezen. Een leven waarin het gebrek aan sturing de hang naar oude gewoontes aanwakkert met een vernietigende geweldsspiraal als dreigend gevolg.’

 

Er stapt een vrouw de stuurhut binnen. Haar hand streelt een hoogzwangere buik. Davide kust haar voorhoofd.

 

‘Er zijn mensen die onze keuzes laf hebben genoemd. ‘Zweverige escapisten’ waren we, ‘landverraders’, ‘deserteurs’.’ Davide’s rijzige gestalte krijgt iets zachts in het schijnsel van een volle maan.

 

‘Geluk is een keuze meneer Alex. Er is een groot mens voor nodig om het daadwerkelijk te kunnen omarmen. Vooral omdat geluk in mijn ogen niet behaald wordt met de ambitie naar ‘meer’, maar door het simpele verlangen naar ‘genoeg’. Probeer maar eens te accepteren dat alles goed gaat. Dat alles dat je hebt voldoende is en voor altijd voldoende zal blijven. Dat je niet zult streven naar meer roem, meer publiek, meer geld, meer gelijk. Dat je onvoorwaardelijk zult houden van een ander zoals je van jezelf houdt. Dat je niet zelf, of uit jouw naam, zult doden, vernederen of onderdrukken.’

 

‘Lukt dat meneer Alex?’

 

Ik stamel.

 

Zijn zwarte baard omlijst een voldane glimlach.

 

 

Category: Writing Dutch